In het vervolg van deze inleiding wordt eerst kort ingegaan op de sociaal naamkundige aspekten. Daarna komen de traditionele beroepen uit deze reeks aan de orde en wordt voorts een korte schets gegeven van de achtereenvolgende topografische situeringen. Tot besluit van de inleiding worden de hoofdzakelijk gebruikte genealogische bronnen vermeld, waaronder de familiebijbel. De stamreeks zelf is op een aparte pagina weergegeven.
In de Gelderse Achterhoek was het gebruikelijk personen aan te duiden
met de toenaam welke ontleend werd aan de boerderij waarop men woonde.
Bij verhuizing naar een andere boerderij veranderde door deze gewoonte
de toenaam waarmee men werd aangeduid (1,2,3).
In de onderstaande stamreeks gebeurt deze verandering van toenaam
een aantal malen. In de eerste plaats verandert in de feitelijke stamreeks
de toenaam "Lensink" in de toenaam "Kappers". Voor een deel van de familieleden
wordt "Kappers" daarna tot de familienaam; bij verhuizing binnen Gelderland
en emigratie naar Holland blijft de naam gehandhaafd. Voor een ander deel
van de familie evenwel verandert de toenaam later opnieuw door introuwen
of verhuizen op andere boerderijen. Zo verandert in zijtakken van deze
stamreeks de toenaam Kappers aantoonbaar in Ten Teunte (generatie II nr.
5) en in Rengelink (generatie III nr.4).
In de stamreeks overheersen achtereenvolgens twee beroepen: boer
en timmerman. De omschakeling in het traditionele familieberoep heeft plaats
in generatie IV en kan gedateerd worden in de tweede helft der 18e eeuw.
In de Aaltense gemeenschap, waar de stamreeks zich de eerste
generaties ontwikkelt, is men overwegend boer. Zo ook de hoofdpersonen
in deze eerste generaties. We zien daarbij dat veelal de oudste zoon als
boer op de boerderij blijft. Dit is overeenkomstig het erfrecht in deze
streek(4,5). De andere zonen moeten elders
werk en inkomen vinden. Naast introuwen op een andere boerderij -en boer
blijven- is verandering van beroep een mogelijkheid. In deze stamreeks
zien we zowel introuwen als beroepsverandering gebeuren.
Het beroep dat door één van de boerezonen gekozen wordt is dat van timmerman. Net als voor boeren, is er ook voor timmerlieden evenwel beperkt emplooi in Aalten en omgeving. Wegtrekken naar andere streken biedt hier soms een uitkomst. Dit is in ieder geval eenvoudiger mogelijk dan voor een boer die immers aan zijn grond gebonden is. Door de hogere lonen oefent Holland aantrekkingskracht uit op de Achterhoek(6) en wellicht komt daarom Hermen Joost Kappers in 1788 in Zuid-Holland terecht waar hij zich als timmerman vestigt. Zijn mannelijke nakomelingen hebben vrijwel steeds het timmermansvak uitgeoefend.
Het begin van de onderstaande stamreeks ligt in IJzerlo, een buurtschap van het dorp Aalten. Aalten was oudtijds een dorp in de heerlijkheid Bredevoort; deze heerlijkheid was gelegen in het Graafschap Zutphen. Naast IJzerlo liggen om Aalten nog een vijftal andere buurtschappen: Haart, Heurne, Barlo, Dale en Lintelo(7). In de buurtschap IJzerlo ligt het erve Lensink en in de buurtschap Heurne ligt het erve Kappers.
Vanuit de Aaltense Heurne gaat de stamreeks in 1788 verder in het Zuidhollandse Strijen en in Mijnsheerenland van Moerkerken; deze dorpen liggen in de Hoeksche Waard.
Genealogische bronnen, lokale administraties en een familiebijbel
Als genealogische bronnen voor de stamreeks, hebben voor de eerste generaties voornamelijk de doop- en trouwboeken (DTB) van de gereformeerde kerk van Aalten gediend; alle genoemde dopen zijn in de gereformeerde kerk. Daarnaast is een belangrijke bron gebleken het voluntair protocol van het Rechterlijk Archief (RA) Bredevoort. Een derde bron was het Archief van Drost en Geërfden van de heerlijkheid Bredevoort; en tenslotte was voor de Aaltense generaties het zogenoemde Verpondingscohier van 1648 uit het Archief van de Staten van Zutphen een rijke bron.
De oudste Zuidhollandse generaties waren uitgebreid aanwezig in de fiches collectie van het Streekmuseum De Hoeksche Waard. Bevestiging werd in de betreffende DTB en Gaarders registers gevonden met aanvullingen in het Rechterlijk en het Notarieel Archieven van Strijen en van Mijnsheerenland.
Een niet alledaagse bron voor de oudste Zuidhollandse generaties was "de familiebijbel". Deze bijbel werd onverwacht aangetroffen bij een ver familielid van de auteur. Diverse unieke gegevens konden hierdoor genoteerd worden.
Voor de jongste generaties is een beroep gedaan op de medewerking van hedendaagse familieleden. Rouwkaarten, geboortekaartjes en familieadvertenties bevestigden in vele gevallen de feiten die tijdens aangename gesprekken werden aangedragen.
|
W.F.Prins, Nederlands Namenrecht. In: Het Personeel Statuut (1954). p.102 |
|
H.Wagenvoort, Erfgenaamden. Over namen van erven en overname van erven. In: Gens Nostra 23 (1968). p.109-113 |
|
B.J.Hekket, Oost Nederlandse familienamen. Hun ontstaan en hun betekenis. Twents-Gelderse uitgeverij W.G.Witkam (Enschede, 1975). Inleiding p.6 |
|
J.P.H. De Monté Ver Loren, J.E. Spruit, Hoofdlijnen uit de ontwikkeling der rechterlijke organisatie in de Noordelijke Nederlanden tot de Bataafse omwenteling, 5e druk (Kluwer Deventer 1972). blz.74 |
|
A.S. De Blécourt, Kort begrip van het oud-vaderlands burgerlijk recht, 7e dr. bewerkt door Mr.W.D.Fischer, (J.B.Wolters Groningen, aug 1959). blz. 110 |
|
Jan Lucassen, Naar de kusten van de Noordzee. Trekarbeid in Europees perspektief, 1600-1900, 2e druk (Gouda 1984). blz.40,blz.98 |
|
NN. Holland in vroeger tijd. Bewerkt door Dr.J.A.B.M.de Jong, Deel VII, Gelderland. 18e Eeuwse beschrijvingen van steden en dorpen in Gelderland. Oorspronkelijke uitgave: Isaak Tirion, Amsterdam 1742 (Europese Bibliotheek, Zaltbommel 1964) |
|