AAN DE IMMIGRANTEN
We
vroegen arbeidskrachten, mensen kwamen.
Max Frisch
Niemand emigreert uit zijn land voor het plezier – dit is een simpele waarheid die velen willen verbergen. Als iemand vreedzaam haar land en haar dierbaren verlaat, zouden we hen niet definiëren als migranten, maar eenvoudigweg als reizigers of toeristen. Migratie is een gedwongen beweging, een rondzwerven op zoek naar betere levensomstandigheden.
Op dit moment zijn er meer dan 150 miljoen vluchtelingen over de hele wereld omwille van oorlogen, ecologische rampen, hongersnood of omwille van de gevolgen van industriële productie (de vernietiging van het platteland en van bossen, massa-ontslagen, enzovoort). Al deze aspecten vormen een mozaïek van onderdrukking en ellende waar de effecten zelf van uitbuiting min of meer de directe oorzaken van lijden en ontworteling worden, in een nooit eindigende spiraal die elk onderscheid tussen 'ontheemden', 'migranten', 'asielzoekers', 'vluchtlingen', 'overlevenden' tot een hypocriet onderscheid maakt. Denk maar aan hoe sociaal deze zogenaamde ecologische noodsituaties (watertekort, woestijnvorming, onvruchtbaarheid van velden): de explosie van een olieraffinaderij, samen met de vernietiging van elke lokale autonomie waarop de raffinaderij zich had geënt, kan soms het lot van een volledige bevolking veranderen.
In tegenstelling tot wat de racistische propaganda ons wil doen geloven, is de immigratie naar het rijke Noorden goed voor maar 17 % en gaat het dus in realiteit over alle continenten (het Afrikaanse en Aziatische continent in het bijzonder). Dit betekent dat er voor elk arm land er nog een armer is waar immigranten uit weglvluchten. De totale mobilisatie die wordt opgelegd door de economie en de Staten is een globaal syndroom. Het is een onverklaarde burgeroorlog die elke nationale grens overschreidt: miljoenen uitgebuitenen zwerven door de hel van de commerciële hemel, schurken aan tegen de grenzen, worden samengedrongen in vluchtelingenkampen omringd door de politie en het leger, behandeld door zogenaamde liefdadigheidsorganisaties – partners in de tragedies waarvan ze de oorzaken niet afkeuren omwille van hun bittere bestaansreden en doel: het uitbuiten van de gevolgen –, bijeengepropt in 'wachtzones' op de luchthavens of in stadions (macabere spelen voor zij die zelfs geen brood hebben), opgesloten in kampen die 'detentiecentra' of 'asielcentra' worden genoemd, en uiteindelijk met de meest totale onverschilligheid gedeporteerd. Om vele redenen kunnen we stellen dat het gezicht van zij die niet welkom zijn het gezicht is van ons heden – en dat is waarom we zo bang voor hen zijn. We zijn bang voor immigranten omdat we in hun ellende de weerspiegeling zien van onze eigen ellende, omdat we in hun zwerftochten onze dagelijkse routine herkennen: de routine van individuen die zich meer en meer als vreemden voelen tegenover deze wereld en tegenover zichzelf.
Ontworteling is de meest verspreide levensomstandigheid in de huidige samenleving. We kunnen dit best wel zien als het centrum van de maatschappij, en niet als een bedreiging die komt van een angstaanjagend en mysterieus ergens anders. Alleen door onze blik op onze dagelijkse levens te richten kunnen we begrijpen wat ieder van ons betrekt in de omstandigheden van de immigranten. Eerst en vooral moeten we echter een fundamenteel concept definiëren: het concept van de illegaliteit.
De creatie van de illegaal, de creatie
van de vijand.
[...] wat ben jij? [...]
Jij
bent niet van dit kasteel, jij bent niet van dit dorp, jij bent niets.
Maar
je bent ook iets, jammer genoeg, je bent een buitenlander, iemand die altijd
ongevraagd is, in de weg loopt, iemand die veel problemen met zich meebrengt, [...]
wiens
bedoelingen niemand kent.
F. Kafka
Een vreemdeling is, simpel gesteld, iemand die geen reguliere papieren heeft. En zeker niet omwille van het pure plezier van het risico of de illegaliteit, maar eerder omdat in de meerderheid van de gevallen de bezitter van zulke papieren dezelfde privileges zou kunnen genieten, wat van de bezitter geen vreemdeling zou maken, maar eenvoudigweg een toerist of een buitenlandse student. Als je de decreten (zowel van links als van rechts) over immigratie leest, wordt het duidelijk dat de illegalisering een zeer accuraat project is van de Staten. Waarom?
Een illegale immigrant is meer geneigd om afgeperst te worden en om onder bedreiging van deportatie nog hatelijkere werk- en leefomstandigheden te aanvaarden (precariteit, eindeloos rondzwerven, tijdelijke accomodaties,...) Met het spook van de politie achter zich verkrijgen de bazen tamme loonarbeiders, of beter, echte harde werksters. Zelfs de meest reactionaire en xenofobe rechtse partijen zijn er zich van bewust dat hermetisch gesloten grenzen niet alleen technisch onmogelijk zijn, maar meer nog niet winstgevend (en dus niet wenselijk) zijn. Volgens de Verenigde Naties moet Italië in de periode van nu tot 2025 om de “balans tusen de actieve en inactieve bevolking in evenwicht te houden”, een hoeveelheid immigranten 'binnen nemen' die vijf maal zo groot is dan het huidige jaarlijkse aantal. Confindustria, de vereniging van Italiaanse industriebazen, suggereert voortdurend de quota nu al te verdubbelen.
De toekenning van verblijf voor een jaar of een seizoen laat toe een specifieke sociale hiërarchie te creëren tussen de armen. Het onderscheid van hetzelfde genre tussen onmiddelijke gedwongen repatriëring en uitwijzing (of de noodzaak voor een onregelmatige immigrant om aan de grenzen op te duiken om terug naar huis gestuurd te worden) laat toe dat de Staat kiest wie illegaal wordt gemaakt en wie onmiddellijk gedeporteerd wordt – een keuze die gebaseerd is op etnische principes, op economisch-politieke akkoorden met de regeringen van het land waar de immigrant vandaan komt en op de noden van de arbeidsmarkt. In feite weten de autoriteiten maar al te goed dat niemand zich spontaan aan de grenzen zal aanmelden om uitgewezen te worden; en zeker niet de mensen die alles wat ze hadden – en soms zelfs meer - hebben besteed om hun reis naar hier te betalen. Zakenlui definiëren de pluspunten van de waren die ze aankopen (immigranten zijn waren, zoals iedereen eigenlijk), de Staat slaat de data op, en de politie voert de gegeven orders uit.
De waarschuwingen van politiekers en van de massamedia en de anti-immigratie stemmen bouwen ingebeelde vijanden op om de uitgebuitenen van hier gerust te stellen en om de groeiende sociale spanning in een schapenvacht te stoppen. Ze laten hen de show van de arme mensen die in een nog meer precaire situatie zitten en nog meer afgeperst worden dan hen, bekijken en bewonderen. Ze laten hen zich op z'n minst een deel voelen van het spook dat Natie genoemd wordt. De Staat maakt van 'illegaliteit' – de illegaliteit die ze zelf schept – een synoniem voor misdaad en gevaarlijkheid, en rechtvaardigt zo een opgevoerde politiecontrole en een criminalisering van de klasseconflicten die meer en meer onvoorspelbaar, aggressief en oproerig worden. In deze context past bijvoorbeeld ook de manipulatie van de publieke instemming na 11 september, die samengevat wordt in de walgelijke slogan “illegaal = terrorist “, een slogan die, als je het in de twee richtingen leest, racistische paranoia samenbrengt met de vraag naar repressie van de binnenlandse vijand (de rebellen en de subversievelingen).
Ze schreeuwen het uit, zowel rechts als
links, tegen de bendes die de reizen voor illegalen organiseren (die door de
massamedia worden beschreven als een invasie, als een plaag, als het oprukken
van een leger), terwijl het door hun wetten is dat ze gepromoot worden. Ze gaan
tekeer tegen de 'georganiseerde misdaad' die zoveel immigranten uitbuit (wat
juist is, maar niet meer dan een deeltje van de hele zaak), terwijl het zij zijn
die hen bevoorraden met de wanhopige en bereid-tot-alles human resources.
In hun historische symbiose zijn Staat en maffia verenigd door hetzelfde
liberale principe: business is business.
Racisme, dat als middel gebruikt wordt voor politieke en economische doeleinden, vindt in een context van veralgemeende uniformisering en isolatie de ruimte om zich te verspreiden. Want onveiligheid creëert angsten die gemakkelijk kunnen gemanipuleerd worden. Het is maar weinig nuttig om racisme op morele of culturele basis te veroordelen, aangezien racisme geen argument of mening is, maar psychologische ellende, een 'emotionele plaag'. Het is in de huidige sociale omstandigheden dat de reden van de verspreiding van racisme moet gezocht worden, en op hetzelfde moment de kracht om het te bevechten.
Welkom in het kamp.
Om asielcentra waar immigranten hun uitwijzing afwachten – geïntroduceerd door de links-katholieke regering – 'kampen' (of Lagers) te noemen, is geen retorische benadrukking, zoals de meeste mensen die deze term gebruiken denken. Het is daarentegen een strikte definitie. Nazi-kampen waren concentratiekampen waar mensen waarvan de politie dacht dat ze gevaarlijk waren voor de veiligheid van de Staat, werden opgesloten. Die opsluiting gebeurde zelfs in de afwezigheid van enig aanduidbaar crimineel gedrag. Deze voorzorgsmaatregel – gedefinieerd als 'preventieve opsluiting' – bestond erin alle burgerlijke en politieke rechten te ontnemen aan een groep burgers. Of ze nu vluchtelingen, joden, zigeneurs, homoseksuelen of subversievelingen waren, kwam het toe aan de politie om, na maanden of jaren, te beslissen wat er met hen moest gebeuren. Kampen waren dus noch plaatsen waar je moest boeten voor een of andere misdaad, noch een uitbreiding van het strafrecht. Het waren plaatsen waar de regel haar uitzondering stelt; om het kort te stellen, de legale opschorting van de legaliteit. Daarom is een kamp geen gevolg van het aantal opgeslotenen noch van het aantal moorden (tussen 1935 en 1937, voor de start van de deportatie van joden, waren er in Duitsland ongeveer 7500 opgeslotenen), maar een gevolg van politieke en juridische aard.
Tegenwoordig belanden immigranten in de centra onafgezien van mogelijke misdaden en zonder enige vorm van crimineel proces: hun internering, uitgevaardigd door de politieopzichters, is niet meer dan een eenvoudige politiemaatregel. Het gaat er nu net zoals tijdens het Franse Vichyregime in de jaren 40 aan toe, toen politiecommissarissen alle individuen die beschouwd werden als een “aanzienlijk gevaar voor de nationale verdediging en de openbare orde” of (let hier op) “buitenlanders die overtollig zijn voor de nationale economie” zomaar konden opsluiten. We kunnen ook refereren aan de administratieve detentie in Frans-Algerije, in het Zuid-Afrika van de apartheid of aan de huidige Palestijnse getto's gemaakt door de Staat Israël.
Het is geen toeval dat de goede democraten tegenover de beruchte omstandigheden in de asielcentra geen beroep doen op de wet, maar op respect voor de menselijke waardigheid – het laatste masker voor vrouwen en mannen van wie niets overblijft dan te behoren tot de mensheid. Het is niet mogelijk hen te integreren als burgers, en daarom worden ze valselijk geïntegreerd als Menselijke Wezens. De abstracte principiële gelijkheid verbergt overal de echte ongelijkheden.
Een nieuwe ontworteling.
Immigranten
die voor de eerste keer voet zetten in Battery Park
realiseerden
zich al snel dat wat hen was verteld over het
geweldige
Amerika helemaal niet waar was:
misschien
behoordde het land wel iedereen toe
maar
diegenen die eerst gekomen waren
hadden
zich al lang bediend
en
voor hun zat er niets anders op
dan
samen te troepen in raamloze krotten
van
de Lower East Side en vijftien uur per dag te werken.
Er
viel geen gebraden kalkoen recht in de borden
en
de wegen van New York waren niet met goud bestraat.
Eigenlijk
waren ze zelfs meestal helemaal niet bestraat.
En
ze realiseerden zich dat zij waren mogen komen
om
deze wegen te bestraten. En om tunnels en kanalen te graven,
wegen,
bruggen, hoge gebouwen, spoorwegen te bouwen.
En
om bossen te kappen, om in de mijnen en grotten te werken,
om
auto's en sigaren te maken, en karabijnen en kleren, schoenen,
chewing-gum,
corned-beef en zeep en om hogere wolkenkrabbers
te
bouwen dan dewelke ze hadden ontdekt toen ze waren aangekomen.
Georges Perec
Als we een aantal stappen teruggaan, zal het duidelijk worden dat ontworteling een cruciaal moment is in de groei van de staat en de kapitalistische overheersing. Bij de opkomst van het kapitalisme onttrok de industriële productie de uitgebuitenen aan het platteland en de dorpen om hen samen te brengen in de stad. De oude vaardigheden van de landbouwers en handwerkslieden werd op op die manier vervangen door gedwongen en repetitieve activiteit in de fabriek – een activiteit die onmogelijk, wat betreft de middelen en de doelen, te controleren valt door de nieuwe proletariërs. De eerste kinderen van de industrialisering verloren dus op hetzelfde moment hun vroegere ruimtes van leven én hun vroegere kennis, zaken die hen toelieten om autonoom in het grootste deel van hun levensbehoeften te voorzien. Aan de andere kant verenigde het kapitalisme de verschillende strijden door miljoenen vrouwen en mannen in dezelfde levensomstandigheden (dezelfde plaatsen, dezelfde problemen, dezelfde kennis) te dwingen. Het kapitalisme bracht de proletariërs ertoe nieuwe broeders en zusters te vinden om te vechten tegen hetzelfde ondraaglijke leven. De 20ste eeuw was het toppunt van dit productieve en statelijke samenbrengen met de fabrieksbuurt en het kamp als haar symbolen, én op hetzelfde moment ook het toppunt van meer radicale sociale strijd voor de vernietiging ervan. In de laatste twintig jaar heeft het kapitaal door technologische vernieuwingen de oude fabriek vervangen door nieuwe productieve kernen die alsmaal kleiner en alsmaar meer verspreid zijn over het territorium. Daardoor heeft het de fabriek van de samenleving, waarbinnen deze strijden waren gegroeid opgebroken, en in die zin een nieuwe ontworteling gecreëerd.
Er is meer. Technologische reorganisatie heeft handel sneller en gemakkelijker gemaakt. De hele wereld ligt open voor de meest wrede competitie en schudt de economieën en de manieren van leven van hele landen dooreen. Hier, in Afrka, in Azië, in Zuid-Amerika, sluiten veel fabrieken en volgen massaontslagen. Al dit, in een sociale context die vernietigd is door kolonisatie, van de deportatie van inwoners uit hun dorpen naar de sloppenwijken, van de velden naar de assemblagebanden, heeft massa's arme mensen voortgebracht die onbruikbaar zijn geworden voor hun meesters – de ongewilde kinderen van het kapitalisme. Voeg daar de val van de zogenaamde communistische landen en de schuldenzwendel van het Internationaal Muntfonds (IMF) en de Wereldbank aan toe, en we krijgen een vrij betrouwbare kaart van migraties, etnische conflicten en godsdienstoorlogen.
Wat we vandaag flexibiliteit en precariteit noemen zijn de gevolgen van dit alles: een verdere voortgang van de onderwerping aan de machines, een heftigere competitie, een verslechtering van de materiële omstandigheden (gezondheid, woningnood, voedselonzekerheid...). We kennen de redenen: het kapitalisme heeft de gemeenschap die het vroeger had gecreëerd ontmanteld. Het zou trouwens maar een gedeeltelijke analyse zijn om precariteit alleen te bekijken in economische zin, als het ontbreken van een vaste werkplaats en van de oude professionele trots. Het gaat verder dan dat: precariteit is isolatie ten midden van standaardisering, of anders, een fanatisch conformisme met een gebrek aan gemeenschappelijke ruimtes. In het verontrustende verlies van betekenis en perspectieven, keert de gemystificeerde nood aan gemeenschap terug en baart nieuwe nationalistische, ethnische en religieuze tegenstellingen. Het is een tragische terugkeer van collectieve identiteiten net op het moment waar elke echte wederkerigheid tussen individuen achteruitgaat. En het is in dit verlies, in deze leegte dat de fundamentalistische argumenten hun plaats vinden – de valse belofte van een herrezen gemeenschap.
Burgeroorlog.
Dit alles brengt ons meer en meer in een scenario van voortdurende burgeroorlog, zonder onderscheid tussen tijden van vrede of tijden van oorlog. De oorlog, het conflict wordt niet meer verklaard – zoals de militaire interventies in de Balkan hebben aangetoond – maar simpelweg beheerd om de vestiging van de wereldorde toe te laten. Dit eindeloze gevecht stroomt door de hele samenleving en door alle individuen. Gemeenschappelijke ruimtes voor dialoog en strijd verdwijnen door de toepassing van commerciële modellen. De armen voeren oorlog tegen elkaar voor een modieuze trui of pet, aangezien het bezit van bepaalde goederen de illusie van een sociale of clanhiërarchie schept. Individuen voelen zich minder en minder relevant; velen staan klaar om zich voor de eerste nationalistische zever of voor eender welke vlag op te offeren. Elke dag door de Staat misbruikt, verdedigen ze hier met vuur het Vlaanderenland (troosteloos, vervuild en volgebouwd, met overal fabrieken en winkelcentra – zou dit dan het “land van de voorvaderen” zijn?). In de waan van het bezit en de eigendom die hun nog rest, zijn ze bang om zichzelf te zien voor wat ze echt zijn: de inwisselbare stukken van de megamachine, die legale en illegale drugs nodig hebben om het einde van de dag te halen en altijd meer jaloers worden op zij die een beetje gelukkiger dan zij lijken. Aan een steeds koudere, meer abstracte en meer calculerende rationaliteit beantwoorden steeds meer brutale en onuitgesproken drijfveren. Wat is er beter dan hun wrok te richten tegen iemand met een andere huidskleur of godsdienst.? Het is zoals een man uit Mozambique heeft gezegd: “de mensen hebben de oorlog is zich opgenomen.” Sommige externe omstandigheden zijn voldoende om dit alles te doen ontploffen, zoals in Bosnië. En al die omstandigheden worden nauwkeurig voorbereid. Tegenover het kapitalistische universalisme komt, door een tragisch spiegelspel, het ethnische particularisme te staan. Onder de institutionele orde, met alsmaar meer anonieme en gecontroleerde plaatsen, schuilt de instorting van menselijke relaties. Het lijkt allemaal op het drijfzand waaruit in de jaren 30 de totalitaire mens is gegroeid.
Twee mogelijke uitwegen.
Waarom hebben we tot nu toe zoveel over immigratie en racisme gepraat, hoewel we niet direct geraakt worden door de problemen van zwerven en uitwijzing? Gedicteerd door een aantal van haar eigenaardigheden zoals precariteit en de onmogelijkheid om over ons heden te beslissen, dringt het kapitalisme onze levens meer en meer binnen: dat is waarom we ons broeders en zusters voelen, in daden, van alle uitgebuitenen die landen op de kusten en aankomen bij de grenzen van dit land.
Met een gevoel van plundering dat miljoenen individuen voelen voor een commercieel imperialisme dat iedereen dwingt dezelfde levenloze droom te dromen, kan er geen sprake zijn van vraag naar dialoog of democratische integratie. Wat de legalistische antiracisten ook mogen zeggen, het is te laat voor de hypocriete burgerlijke onderwijslessen. Wanneer overal – van de sloppenwijken van Caracas tot de banlieus van Parijs, van de Palestijnse gebieden tot de centra en stadions waar 'vreemdelingen' in worden opgesloten – de ruimtes groeien waarin miserie wordt geconcentreerd en opgesloten; wanneer de staat van uitzondering – de juridische opschorting van elk recht – de regel wordt; wanneer miljoenen menselijke wezens letterlijk rottend gedumpt worden in de reserves van de kapitalistische hemel; wanneer hele buurten gemilitariseerd en versterkt worden (zeggen Genua of Brussel je niets ?), is het een wansmakelijke grap om te praten over immigratie. Uit deze omstandigheden van wanhoop en angst, uit deze globale burgeroorlog, zijn er maar twee wegen: de clash van broeder- en zustermoord (religieuze en clanconflicten in al hun vormen) of de sociale storm van de klassenstrijd.
Racisme is het graf van elk gevecht van het uitgebuite individu tegen de uitbuiters, het is de laatste – en gortigste – truuk van zij die graag zouden zien dat we elkaar afslachten. Racisme kan alleen maar verdampen in momenten van gemeenschappelijke revolte, wanneer we onze echte vijanden – de uitbuiters en hun dienaars – herkennen en wanneer we onszelf herkennen als uitgebuite individuen die niet langer willen uitgebuit worden. De sociale strijd die plaatsvond in Italië tijdens de jaren 60 en 70 – toen de jonge, vanuit het zuiden geïmmigreerde arbeiders de noordelijke arbeidsters ontmoeten op het terrein van de sabotage, de wilde staking en de totaal gebrek aan loyaliteit jegens de bazen – is daar een voorbeeld van. De verdwijning van de revolutionaire strijden na de jaren 70 (van Nicaragua tot Italië, van Portugal tot Duitsland, van Polen tot Iran) heeft de basis van de concrete solidariteit van de uitgebuitenen van de wereld doen ineenzakken. Deze solidariteit zal alleeen in de revolte opnieuw veroverd worden, en niet in de krachteloze woorden van de nieuwe Derdewereldactivisten en van de democratische antiracisten.
Dus: ofwel de religieuze of clanslachting, ofwel de klassenstrijd. En aan het einde daarvan kunnen we alleen maar een glimp opvangen van een wereld vrij van Staten en geld, waar er geen geld meer nodig is om te leven, waar geen visa meer nodig zijn om te reizen.
Een apparaat dat kan gebroken worden.
In de jaren 80 was er een slogan die zei: “Het is niet zozeer voor het lawaai van de bottinnen dat we bang moeten zijn, dan wel voor de stilte van de pantoffels.” Nu komen ze allebei terug op. Met een heilige oorlogsverklaring (de politie als het 'leger van de goeden' dat de burgers beschermt tegen het 'leger van de slechten') organiseert de Staat dag na dag trips ten koste van de immigranten. Hun huizen worden vernield, vreemdelingen worden aangehouden in de straten, opgesloten in kampen en met de grootste onverschilligheid uitgewezen. In vele steden zijn er al nieuwe kampen in aanbouw. Meer en meer evolueren de wetten in de richting van een beperking van de verblijfsvergunning naargelang de lengte van het arbeidscontract, van een registratie en centralisering van immigranten op zwarte lijsten en in databanken, van een versterking van het uitwijzingsapparaat. Meer en meer wordt illegaliteit (of clandestiniteit) een misdaad. Het democratische mechanisme van burgerschap en rechten, hoe verregaand ook, zal altijd het bestaan van een groep uitgeslotenen veronderstellen. Uitwijzingen bekritiseren en ze proberen verhinderen betekent de realisatie van een kritiek van de daad op racisme en nationalisme; het betekent de creatie van een gemeenschappelijke ruimte voor revolte tegen de kapitalistische ontworteling die ons allemaal raakt; het betekent het tegenwerken van een hatelijk en belangrijk repressief mechanisme; het betekent het breken van de stilte en de onverschilligheid van de beschaafden die aan de kant blijven toekijken; het betekent het in vraag stellen van het concept van wetten aan de hand van het principe: “wij zijn allemaal vreemdelingen.” Het betekent, uiteindelijk, ook een aanval op een van de colonnes van de Staat en de klassenmaatschappij: de competitie tussen de armen en de vervanging, vandaag meer en meer verregaand, van sociale strijd door ethnische of religieuze oorlogen.
Het uitwijzingsapparaat heeft om te kunnen functioneren de hulp nodig van vele publieke en private structuren (van het Rode Kruis dat de kampen helpt managen tot de bedrijven die diensten leveren, van de vliegmaatschappijen die vreemdelingen deporteren tot de luchthavens die wachtzones opzetten, van de liefdadigheidsorganisaties die samenwerken met de politie tot de bedrijven die decatering verzorgen in de kampen). Al deze verantwoordelijken kunnen gemakkelijk ontdekt worden, en aangevallen worden. Van acties tegen kampen (zoals die enkele jaren geleden bij het gesloten centrum van Vottem in België plaatsvonden en in Australië waar een betoging eindigde in de bevrijding van een aantal clandestiene immigranten), tot acties tegen 'wachtzones' (zoals in Frankrijk tegen de Ibishotelketen die kamers levert aan de politie), of de verhindering van de beruchte vluchten (in Frankfurt werden enkele jaren geleden de glasvezelkabels gesaboteerd waardoor alle computers op de luchthaven enkele dagen onbruikbaar waren): er zijn duizenden activiteiten mogelijk die een beweging tegen uitwijzingen kan realiseren.
Vandaag de dag is het meer dan ooit tevoren in de straat dat het mogelijk is om de klassesolidariteit terug op te bouwen. In medeplichtigheid bij weerstand tegen politierazzia's; in de strijd tegen de militaire bezetting van buurten; in de rusteloze afwijzing van elke scheiding die de meesters van de maatschappij ons willen opleggen (Belgen en buitenlanders, legale immigranten en vreemdelingen), in het bewustzijn dat elke gewelddaad tegen iedere uitgebuitene op deze wereld een gewelddaad is tegen iedereen – alleen op deze manier zullen de uitgebuitenen van duizenden landen zichzelf kunnen herkennen.