Haarlem
In een aantal grote steden zoals Amsterdam en Utrecht zijn weinig trotseerloodjes gevonden. Haarlem is daarbij een zeer duidelijke uitzondering. Een verklaring komt enerzijds voort uit de oude gilde-regels waarbij het verkoop van oud lood enkel toegestaan was aan de loodgieters, waardoor het roven van oud lood waarschijnlijk beperkt is. Anderzijds is er de toren van de oude St.Bavo-kerk. Deze toren is uitgevoerd in hout en geheel met lood omkleed. Tijdens de restauratie in de 60-er jaren toen de toren geheel van nieuw lood werd voorzien, zijn honderden loodjes aangetroffen uit eind 17e eeuw tot en met deze eeuw.
Als
bepalend kenmerk van Haarlemse loodjes zijn de
veelsoortige vormen en variaties in de opdruk te noemen.
Het gebruik van de waterpomp met initialen in de
vergaarbak, waarboven een datum, is uitsluitend
kenmerkend voor de eerste helft van de 18e eeuw, zoals
het loodje dat hiernaast is afgebeeld, van Philip de Graef. In de periode tussen 1760 en 1850 zijn er praktisch enkel loodjes gevonden van de familie Keün, die gedurende drie generaties op de Haarlemse daken heeft gewerkt. Hieronder zijn verschillende loodjes van deze familie afgebeeld, eerst van Dirk Keün en vervolgens van zijn zoon Pieter Keün. Vooral de laatste heeft een grote verscheidenheid van vormen en lettertypen gebruikt. |
Eind van de 19de eeuw werd een model populair in Haarlem waarbij de zijkanten licht ingesnoerd zijn, er een dubbele rand op het loodje werd aangebracht en er vaak een soort van krulletje ter versiering op het front werd aangebracht. Hieronder een typisch voorbeeld van de firma Muller.